Grafsteen

Verhaal Info
Een ex-hoertje, een grafsteen en de gevolgen...
5.2k woorden
3.75
5.9k
00
Deel dit Verhaal

Lettertypegrootte

Standaard Lettergrootte

Lettertypeafstand

Standaard Lettertypeafstand

Lettertype Gezicht

Standaard Lettertype

Thema Lezen

Standaardthema (Wit)
Je moet Inloggen of Aanmelden om uw aanpassingen in uw Literotica-profiel op te slaan.
PUBLIEKE BÈTA

Opmerking: u kunt de lettergrootte en het lettertype wijzigen en de donkere modus inschakelen door op het pictogramtabblad "A" in de Story Info Box te klikken.

Je kunt tijdelijk terugschakelen naar een Classic Literotica® ervaring tijdens onze lopende openbare bètatests. Overweeg om feedback te geven over problemen die u ervaart of om verbeteringen voor te stellen.

Klik hier

Gloria da Silva

11. 6. 1861 -- 23. 8. 1902

In ewige Liefde

Artur

Dat stond op een grafsteen die in mijn tuin lag.

***

Zenuwachtig en in gedachten verzonken liep ik het huis in. Mijn eerste huis, en dan zoiets.

Ik had geen idee wat ik daar mee aan moest. Bij een faillissemenstveiling had ik dit huis gekocht, het lag wel wat afgelegen, maar dat was voor mij geen probleem. Voor mijn plannen was het precies goed. Het huis was eigenlijk goed onderhouden, er moest wel wat aan gedaan worden, maar dat zijn peanuts.

Ik had sinds jaren goed verdiend en wilde me uit het leven terugtrekken. Daar kenden ze me alleen onder mijn alias, en onder deze wilde ik mijn ‚memoires' schrijven. ‚Belevenissen van een gezelschapsdame' of ‚Ontmoetingen met vrijers' of ‚Wat een hoer zoal meemaakt', dat wist ik nog niet precies.

In mijn huis, een klein landhuisje, voor een speculant gebouwd, die in grote stijl geleefd had en even groot failliet gegaan was, was een wellnessoase die deze naam meer als verdiende. Zes van acht slaapkamers hadden een eigen badkamer, de keuken zou in een restaurant niet misstaan, woon- en eetkamer waren navenant, een kleine ontbijtkamer, een speelkamer, een herenkamer, alles echt chic ingericht, dus het was ideaal om hier een pension of hoteletje te voeren.

Mijn spaargeld, een klein inkomen uit kadootjes die dankbare ex-vrijers braaf iedere maand overmaakten, niet veel, een keer 400, drie keer 250, vier keer 200, de royalties van mijn boek of boeken, een paar gasten- dat moest genoeg opbrengen om goed te leven.

Af en toe zou ik een van dankbaren eens uitnodigen, natuurlijk hoefden die dan alleen de kostprijs te betalen, mischien eens een gast verwennen , er zo af en toe een klein eenmalig kadootje er bij krijgen, wie weet.

Zo had ik mij dat voorgesteld, en zo zou ik het doen.

***

Maar nu. Dit: ‚Zo iets'. Een grafsteen.

In de achterste hoek van de tuin, onder bomen en struiken.

Gloria da Silva

11.6. 1861 -- 23. 8. 1902

In ewige liefde

Artur

Net 43 was die geworden. Dat was ik ook bijna, hoewel ik mij met een goed geweten al sinds negen jaar als 31 uitgaf. Daarvoor was ik twee jaar 28 geweest en daarvoor tien 24. Silvia Gloriosa was mijn artiestennaam en koude rillingen liepen over mijn rug, sinds ik op mijn ontdekkingstocht dit ding gevonden had.

Ook nu, terwijl ik in mijn gezellige, warme woonkamer zat.

Daar wist ik maar één oplossing voor. De dankbaren.

„Hoi-oi mijn grote lieveling", fleemde ik in de telefoon.

„Hallo Silvia", zei dankbare nummer 8, Rinus Grijpstra die politiecommisaris was, een beetje opgefokt, dacht ik. Waarom? Zo vaak verlangde ik niks van hem, af en toe een parkeerbonnetje te laten verdwijnen was toch geen probleem voor hem?

„Hoi kanjer, heb je stress?", flikflooide ik, „je klinkt een beetje opgefokt mijn grote lieveling, zijn een paar boeven je te slim af geweest?"

„Silvia, nee. Geen parkeer- snelheid- of roodlichtboetes meer. Dat was afgesproken. Dat gaat niet meer. Je weet dat die dingen niet meer op een blokje uitgeschreven worden en uit de computer kan ik niks verdwijnen laten dat weet je."

„Nou nou, mijn grote goedbedeelde, zal ik je eens zeggen wat ik doen kan zodat jij je ontspannen kunt? Je gaat gemakkelijk op je stoel zitten, ik kniel voor je neer en maak heeeel langzaam je gulp open. Dan schuif ik jouw boxer naar beneden en bevrijd jouw reusachtige paal, aai met mijn vingertippen over de eikel ..."

„Silvia, hou op! Deze nonsens is voorbij. Vergeet niet, Silvia, ik ken jouw identiteit. Reen van de Mager ..."

„Nou zeg, mijn flinkerd", zei ik haastig, „toch niet over de telefoon! Ik will toch ook helemaal niks van jou, ik heb wat voor jou. Een lij-ijk", flijmde ik weer. Had hij toch bijna mijn naam verklapt!

„Mevrouw van de Magerhorst (ik kromp in elkaar toen ik hem mijn naam zo officieel uitspreken hoorde) wilt u alweer een lijk melden? Hebt u een dode gevonden? Of een ongeluk veroorzaakt?"

Wat denkt hij eigenlijk van mij? Dat ik door het land wandel en lijken voor hem zoek? Alleen omdat ik een keer in een donkere steeg over een lijk struilkelde? Nou ja, hij bleek naderhand gewoon goed laveloos te zijn, maar Rinus is toch de moordkommissie? Was toch logisch, dat ik hem toen opbelde?

„Ach nee mijn onvermoeibare snelstoter", slijmde ik, „je weet toch dat ik dat kleine huisje gekocht heb om daar een pensionnetje te beginnen? Ja, dat weet je toch mijn grote hengst? Nou, daar in de tuin ..." Al weer onderbrak hij me. Wat heeft hij eigenlijk voor een opvoeding gehad? Een dame moet je toch altijd laten uitspreken? Of niet soms?

„Wat is daar in de tuin? Een lijk? Of een bezopen landloper?"

„Een grafsteen", jammerde ik, „met mijn naam erop!"

„Blijf waar je bent, ik kom."

Ik kleedde me snel om, niet echt in werkkleren, maar wel iets beters dan de slobberbroek die ik aanhad, een goed passende jeans, die mijn achterwerk accentueert en een mooi topje met een klein dekolleteetje, nette schoenen en ik spoot mijn lievelings geurtje op.

Bijna een uur moest ik wachten. Is dat nou politieservice? In die tijd hadden ze me wel vijf keer koud kunnen maken! Zenuwachtig ijsbeerde ik door mijn woonkamer. Kilometers legde ik in die anderhalf uur af.

„Mevrouw van de Magerhorst, dit is mijn assistent, Henk de Gier. Henk, ga jij maar vast kijken wat er in de tuin aan de hand is. Waar in de tuin, mevrouw van de Magerhorst, die is een beetje aan de grote kant."

Ik legde het aan die leuke jongeman uit, en die ging weg.

„Silvia, kleed je toch in godsnaam niet altijd als een hoer aan. Ik dacht dat je uit het leven was."

Toen de jongeman na uren eindelijk terug kwam, had Rinus vier koffie gedronken, de kamers beneden bekeken, de inrichting decadent genoemd, mij opgedragen een bloes aan te doen, en mij uit gevraagd. Wat ik precies voor plannen had, hoe ver ik mijn boek al had geschreven, wie welke naam gekregen had. Af en toe verstopte hij zijn mond achter zijn hand, maar ik had hem wel zien glimlachen. Dacht hij soms dat ik dat niet red?

Henk vertelde wat hij gevonden had.

Hij dacht, dat het een steen was die iemand daar uitgeladen had, of dat de vorige bezitter van het grondstuk die daar uit sentimentele redenen neergelegd had. Er was geen spoor van een graf te bekennen, alleen de grafsteen.

„Maar ik wil die niet", jammerde ik, „neem dat ding mee, die is vast ergens gestolen."

„Gestolen?", verbaasde Rinus zich, „Wie zou er nou een grafsteen stelen en hier neerleggen? Waar zou die dan vandaan moeten komen?"

En dat is politiecommessaris geworden? Hoe heeft hij dat voor mekaar gekregen?

„Nou, van een kerkhof natuurlijk!", legde ik hem uit, „daar hebben jullie er in de stad toch twee van!"

„Henk, haal maar vast de wagen, ik heb nog wat met mevrouw van de Magerhorst te bespreken."

Henk ging.

„Silvia, voor die onzin heb je mij laten komen? „Mijn naam staat er op."(dat zei hij met een drammerige piepstem, zo praat ik nooit!) Absoluute onzin. Laat een bulldozer of zo komen en dat ding is weg. Ik ben gestresst." Hij ging weer op een stoel zitten en schoof een beetje naar voren en leunde tegen de leuning. Verontwaardigd keek ik hem aan. Wou hij nou echt dat ik hem pijpte?

„Kom hier, voor twee meier in de maand kun je tenminste dat wat je snel aan de telefoon afhandelen wilde, goed doen."

Goed, ergens had hij wel gelijk, toen ik hem voorstelde mij een maandelijks kadootje te geven, had ik beloofd, dat ik dan af en toe wat voor hem zou doen. Ik knielde voor hem en ritste snel zijn broek open. Greep naar zijn worstje en aaide er even over, begon hem toen met een behoorlijk tempo af te trekken.

Hij greep mijn hand.

„Langzaam, mijn schatje. Langzaam."

„Rinus, mijn hengst, ik kom toch om van verlangen! Ik heb jouw reuzen staaf toch al eeuwig niet meer onder ogen gehad", pruilde ik, „laat staan hem ergens in gekregen. Gun me toch mijn pleziertje, ik hou er van jouw paal af te trekken, dat weet je toch, mijn tijger. Wie denk je, kann mij een bulldozer lenen?", fleemde ik.

„Lekker langzaam aan, Silvia, gebruik je mond, dan praat je geen onzin. Niemand leent jou een bulldozer uit. Jouw rijkunsten zijn in de hele stad berucht. Bel Derrick op, die heb je ook als klant gehad."

Uit dankbaarheid zoog ik zijn lul in mijn mond. Derrick! Harry Derrick, dankbaare nummer 1. Dat ik daar niet zelf aan gedacht had .... Of Stephan Klein, nummer 4. Die had ook een bouwfirma, wel wat kleiner, maar een bulldozer zou hij ook wel hebben.

Rinus schoof mijn bloes van mijn schouders, zei dat hij mijn tieten wilde zien, en dat hij ze naderhand onderspuiten en masseren wou. Nou, dat had ik ook wel van te voren kunnen weten! Zegt, dat ik een bloes aan moet doen, maar wil mijn tieten zien. Dan had ik die bloes ook wel uit kunnen laten!

Met mijn linker hand gleed ik in zijn broek, voelde naar zijn ballen, liet ze in mijn hand heen en weer rollen, terwijl ik het grooste deel van zijn lul in mijn andere hand had, alleen over het

top gleed ik met mijn mond op en neer. Ik dacht eraan, hoe mijn moeder me een keer veteld had, dat ze vroeger nooit de lul in de mond namen, maar alleen tussen kin en wijsvinger aftrokken. De vrijers wisten niet beter en de hoeren vertelden ze zeker niet dat het ook anders kon. Maar sinds iedere hiusvrouw er een zakcentje bij verdient ...

Hij kreunde, schokte, het duurde langer dan ik verwacht had, hij scheen echt gestresst te zijn, zijn lul was nu pas van het helemaal niet zo schlechte formaat dat ik van hem kende. Nog een beetje met de tong erover, dat vindt hij lekker, zijn ballen wat meer liefkozen en in mijn hand heen en weer rollen, pas geschoren, niet slecht.

Hoofd wegtrekken, omhoog glimlachen, met de hand op en neer, mijn tieten naar voren

drukken, en ja hoor. De hele lading op mijn tieten en een tevreden knorrende Rinus die aandachtig toekeek.

Hij genoot er van zijn kwakje op mijn tieten te zien spuiten. Een behoorlijke hoeveelheid, of had hij mischien al langer niks meer bij zijn vrouw had kunnen doen ...

"Rinus Grijpstra, als dat ding van jou noch een klein beetje groter was, zou je me er mee kunnen grijpen en je naam waar maken."

„Dankjewel Silvia, dat heb al je al vaker gezegd, niet pruilen, ik hoor het graag. Kom eens wat hoger, zodat ik je joekels beter insmeren kann. Dat jij op jouw leeftijd nog steeds zulke mooie joekels hebt, komt omdat je regelmatig je vrijers overgehaald hebt er op te spuiten, en omdat je hun het goed hebt laten inmasseren. Zo, de tepels ook een goede portie, daar worden ze mooi rood en groot van. Nou schatje, dat vind je wel leuk hè? Je hijgt al lekker. Dat hoor ik ook graag, je hebt nooit een orgasme gefaked, bij jou was altijd alles echt."

Als hij eens wist ... Beter dat hij het niet weet.

„Rinus, mijn sterke hengst (Man! Niet zo hard! Die dingen zijn uit vlees, niet van beton!)

Henk ... Die wacht op jou, straks denkt hij nog ..."

„Je hebt gelijk, mijn schatje, kom pak mijn paal weer in, en breng me naar de deur, wil je?"

Ik pakte in en bracht hem naar de deur.

„Omdat je uit het leven bent, kom eens hier." Een tongzoen! Rinus gaf me een tongzoen!

Het verraste mij zo, dat zijn tong al diep in mijn mond was, voor ik mijn hoofd wegdraaien kon. Zijn handen om mijn gezicht, zijn lippen op de mijnen, het voelde zich wel lekker aan.

„Nou schatje? Daar merk je, dat je daar niet zo ervaren in bent, niet pruilen, dat staat je niet, het geeft toch niks, ik kom nog wel eens en dan oefenen we dat."

Oefenen? Wat, kussen? Waarom? Ik kann kussen, hou er alleen niet van zo'n natte tong die in mijn mond heen en weer woelt en doe het niet vaak. Met de vrijers wil ik het vanzelfsprekend ook niet. Dat doe ik alleen met een vriend. Wanneer had ik de laatste ook weer? Toch al iets langer geleden dan ik dacht, toen ik nog begin 24 was.

Na het douchen belde ik Harry op.

„Hoi-oi mijn flinkerd, hoe gaat het met jouw reusachtige Paal? Mist jouw monsterfluit mij al?"

„Hallo Silvia, wat will je? (Man, stond hij onder stress!) Meer geld? Vergeet het, ik heb amper werk. Waarschijnlijk kann ik je deze maand geen kado geven, dat je het maar vast weet."

„Nou zeg, mijn sterke hengst, ik wil toch niks van jou, alleen even een bulldozer uitlenen", fleemde ik. „Zal ik jou eerst even helpen ontspannen? Ben je alleen in jouw grote kantoor? Ga dan maar eens gemakkelijk zitten en Silvia verwent ..."

„Silvia, voor nonsens heb ik geen tijd. Waarom heb jij een bulldozer nodig? Kun je met dat strijkijzer van jou niet meer genoeg schade aanrichten? Will je met een bulldozer door de stad rijden?"

„Nee, mijn hengst, ik heb toch dat huisje gekocht, en daar in de tuin ligt een grafsteen. Die moet weg, mijn grote sterke kanjer, dat heeft de commissaris ook gezegd, dat dat ding weg moet, die moet terug naar het kerkhof, heeft hij gezegd."

„Nonsens Silvia, wij vinden de hele tijd grafstenen als we ergens aan het werk zijn om een terein te egaliseren. Wat jij nodig hebt is een archeoloog."

„Mijn hengst, ik ken geen archedinges", zei ik geschrokken, „kun jij niet een bulldozer sturen? Als kadootje? Voor deze maand?"

Na lang redetwisten stemde hij toe en de volgende morgen verdween dat nare ding eindelijk.

Dezelfde namiddag belde Rinus op. Of hij mij 'savonds bezoeken kon, wou hij weten. Bezoeken. Wippen wil hij. Maar goed, de schlechtste was hij niet, met hem had ik best wel eens echt plezier gehad. Voor die twee meier had hij ook nog wel wat tegoed. Toen ik hem zei dat dat okay was, had hij wensen. Logisch, hebben ze altijd.

„Kleed je goed aan, mijn schatje."

„Hoe goed?", zei ik kattig, „Ik kleed mij altijd goed aan!"

„Deze keer ga je voor je kast staan en trekt van alles wat je ziet iets aan. Een bh, een korsetje, jarretels, een slipje, een hemdje, een top, een bloes en die knoop je dicht, heb je begrepen? Dan een vest, een jasje (een vest? Zo'n breiding als mijn oma ze aanhad? En hij praatte maar verder) mooie kousen, een broek, rok, waar je zin in hebt, mooie schoenen. Geen twee lagen make-up. Begrepen mijn schatje? Hou je van chinees?"

„Mijn sterke hengst, frans, russisch, voor lieverds als jij ook grieks, maar chinees niet. Geen sprake van, vergeet het!" Wat was dat? Was daar iets aan mij voorbijgegaan? Hoe doen de Chinesen het?

Uit de telefoon donderde luid gelach. Lachte hij mij uit?

„Je hebt me verkeerd begrepen schatje, ik bedoelde niet of je ook chinees doet, maar of je chinees lekker vind. Het eten, hou je daarvan?"

In gedachten bij die massa kleren die ik aan moest, zei ik dat ik dat zoet-zure dinges wel lekker vind, dat met die vleesballetjes in deeg. Toen hing hij al op, had nog gezegd, dat hij met mij oefenen zou. Oefenen? Wat? Kussen?

Wat had hij tot slot noch gezegd? „Tot straks Reen, om zeven uur?"

Reen! Is hij nou helemaal gek?

Douchen, Bodylotion insmeren. Nagels lakken. Voor de kast staan. Tot daar was alles snel genoeg gegaan. Maar toen ...

Eerst die hele laag besteld ondergoed. Alleen van het aantrekken daarvan, was ik al heet geworden. Dan een topje. Een rode, omdat ik rood ondergoed aan had. Kousen, vastzetten. Broek en rok. Was hij nou helemaal mesjokke? Dat zag er niet uit. Welke combinatie ik ook probeerde. Een legging en een kort rokje. Rood en zwart. Zwarte bloes. Vest? Ik had toch helemaal niet zo'n breiding! Nog een bloes, open, een rode. Een jas? Binnenshuis! Een zwarte blazer.

Om kwart voor zeven zat ik in de hal, daar was het tenminste niet zo warm. Ik voelde me half naakt, mijn gezicht was niet af, zonder valse wimpers en glitter. Ter compensatie had ik een hel-blonde langharige pruik opgezet.

Precies om zeven uur ging de bel. Ik wachtte nog tien sekonden, toen deed ik de deur open. Met een verbaasde blik en dan luid gelach werd ik begroet en ik wilde de deur weer dichtsmijten.

Die knalde tegen zijn voet en met een stap was hij binnen.

Met een arm omarmde hij me, in de andere had hij een koelbox, een tas en een bos bloemen. Hij kuste me op de mond en toen ik mijn hoofd wegdraaide, lachte hij weer, trok me de pruik van het hoofd en deed een stap naar achteren.

„Veel beter mijn liefje, trek die jas uit, je smelt nog." Breed lachend gaf hij me de bloemen nadat ik de blazer uit en met mijn handen mijn haar een beetje in model gebracht had.

„Wat is dat?", vroeg ik wantrouwend, „Wat will je daarmee? Waarom heb je me uitgelachen?"

„Dat, mijn schatje, is een boeket. Ik wil daar niks mee. Maar jij zou het in een vaas kunnen zetten. Je bent goddelijk, diertje, je hebt goed geluisterd aan de telefoon."

Ik ging naar de keuken, daar had ik ergens een vaas gezien, hij kwam mee.

„Waarom breng je bloemen mee?", vroeg ik, terwijl ik een vaas zocht en vond.

„Omdat dat zo hoort, als je een mooie vrouw bezoekt. Daarmee stem je haar mild, ontvankelijk voor wat moois. Met lekker eten ook", legde hij uit en zette de koelbox op tafel.

„Moet ik voor jou koken?", uit verbazing bleef mijn mond openstaan. Met een vinger onder mijn kin, sloot hij hem weer en drukte een kusje op mijn lippen.

„Nee. Ik heb wat lekkers gehaald. Zit hier in", hij kloppte op de koelbox.

Logisch, het eten zit in een koelbox. Typisch man. „Dan moet ik het warm maken. Dan had ik liever vers gekookt."

„Denk na, diertje, wat doet een koelbox?"

„Koelen!"

„Denk na, hoe?"

„Nou, omdat het isodingt. Koud blijft koud." Ik dacht even na. „En daarom blijft warm ..."

„Warm. Precies. Waar eten we, schatje? In jouw eetzaal?"

Ik schudde mijn hoofd, ging hem voor naar de ontbijtkamer, de vaas met bloemen nam ik mee, en zette die daar op tafel. Rode rozen waren het, rode rozen met wit sluierkruid.

Ik dekte de tafel terwijl hij het eten uitpakte, dat rook best lekker. Tijdens het eten vertelde hij over een zaak die hij afgesloten had en dat hij nu twee dagen vrij had en ik dacht na, over wat hij eigenlijk wou. Ik had er geen idee van, wat hier eigenlijk aan de hand was. Met een vrijer had ik nog nooit gegeten, er waren er wel een paar die van mij gegeten, of chokoladesaus van mijn tieten gelikt hadden, maar zo, met een vrijer aan tafel ...

Was hij niet als vrijer hier? Als wat dan?

Plotseling keek ik hem met grote ogen aan, ik was niet zeker dat ik hem goed begrepen had, zijn vrouw was sinds drie maanden het huis uit?

„Ik ga daar niet over zitten jammeren", zei Rinus rustig, „heb ik nooit gedaan, het is alleen een mededeling. Wij hebben als goede kennissen geleefd, meer een woon- dan een liefdesverhouding met elkaar gevoerd, en nu was het gewoon tijd hier een einde aan de maken, de kinderen zijn groot, zij kreeg een goede baan ergens anders en is daar gaan wonen. Dat is alles."

Ik knikte, ik had al veel gejammer gehoord, dat ze bij mij kwamen omdat hun vrouwen ze niet begrepen. Geen van mijn dankbaren had dat ooit gedaan. Die kwamen gewoon om eens lekker te wippen, zonder franje, een half uur of een uurtje lekker kezen, en verder geen gedram.

We ruimden samen de tafel af en gingen in de zithoek bij de open haard zitten. Met een kopje koffie en het laatste glas rode wijn, die had hij ook meegebracht. Voor ik ging zitten had hij me de open bloes nog uitgetrokken.

Na een paar slokjes en een paar opmerkingen over het weer, stond hij op en maakte het vuur aan. Wat was ik toch een stom varken. Waarom had ik ook ja gezegd, toen hij vroeg, of ik het 's avonds ook fris vond? Hij kwam veel dichter naast me zitten dan eerst, legde een arm om mijn schouders en trok me naar zich toe.

„Rinus, grote lieverd, gaan we naar boven of zal ik me hier voor je uitkleden, will je hier wippen?"

„Lekker diertje, niet zo haastig, ik heb tijd, jij ook, of ben je niet echt uit het leven, komt er nog een vrijer vanavond?"

Beeldde ik het me in of klonk zijn stem gespannen?

„Ik ben uit het leven! Al weken heb ik niet gewerkt", zei ik verontwaardigd. Wie denkt hij dat hij is?

„En verder?"

„Hoe bedoel je, en verder?"

„Een vriend, liefje? Dat je geen pooier hebt weet ik. Je hebt je zuur verdiende geld gespaard. Er niemand anders mooi weer van laten spelen. Ben ik hier als een oude vrijer en is er een vriend die van niks weet, of is er geen vriend?"

12